Laatste update: 09/03/2017

Faire diagnostiek van de intelligentie

TIPS
  • Maak naast de meting van de ontwikkelingsstand van de ‘cognitieve vaardigheden’ ook een inschatting van de intellectuele mogelijkheden (de ‘potentie’). Geef  m.a.w. een totaalbeeld van de structuur van de intelligentie (cfr. het CHC-model) in plaats van enkel een  IQ-cijfer. Vergeet daarbij naast de ‘Gekristalliseerde intelligentie’ ( (Gc = G-crystallized) ook de ‘Vloeiende intelligentie’ niet (Gf  = G-fluid). 
      • Gekristalliseerde intelligentie (Gc): de breedte en diepte van iemands verworven kennis binnen een cultuur en de toepassing van die kennis.
      • Vloeiende intelligentie (Gf): vaardigheid om mentale operaties te gebruiken waarbij men met een relatief nieuwe taak geconfronteerd wordt, die men niet automatisch kan oplossen.
    • Over de aangeboren intelligentie weten we niets, daarover kunnen enkel een inschatting maken via G(f). Houd met dit gegeven ook rekening bij de communicatie naar de leerling, de ouders en de school.
    • Neem niet zo maar op vraag een intelligentietest af. Ga eerst na of het nodig of nuttig is in het kader van de handelingsgerichte diagnostiek. Als de intelligentiemeting kan leiden tot de vaststelling dat er ‘meer in de (kansarme) leerling zit dan het lijkt’, dan is dit alvast een argument ‘pro’.
    • Maak ook gebruik van observatiegegevens om de intellectuele mogelijkheden van de leerling correct in te schatten. We denken hier aan observatie tijdens het onderzoek maar ook aan gegevens over de sociale aanpassing in de eigen (sub-)cultuur. 
    • Schakel zoveel mogelijk de storende factoren uit tijdens de meting (zie Toetsstenen Faire Diagnostiek p 38-39). Voer daarnaast ook een meting uit naar deze factoren. Relativeer de waarde van de uitslag op de intelligentietest indien de storende factoren sterk zijn.
    • Houd bij de interpretatie van de testuitslag rekening met kenmerken van de context waarin de cognitieve vaardigheden van de leerling tot ontwikkeling zijn gekomen. Houd er mee rekening dat een leerling die tijdens zijn/haar ontwikkeling minder kansen tot intellectuele ontwikkeling heeft gekregen (kansarme leerlingen), nog meer groeipotentieel heeft dan andere leerlingen. 
    • Er is geen betrouwbare IQ-bepaling mogelijk bij anderstalige nieuwkomers of bij allochtone kleuters vooraleer ze minimaal twee jaar in onze cultuur verbleven hebben. De storende factoren zijn dan te sterk.

    AANPAK

    • Bij de aanpak rekening houden met de beïnvloedende factoren (i.c. kansarmoede en/of etniciteit). Nagaan wat de ‘noden’ van de leerling zijn. Ons afvragen hoe we aan de gevolgen van kansarmoede kunnen werken. Nagaan hoe we bij de aanpak beter rekening kunnen houden met de beïnvloedende factoren.
    • Bij kansarme leerlingen met een hoog groeipotentieel op gebied van intelligentie:
      • Zoveel mogelijk stimulansen aanbieden die de ontwikkeling van de intelligentie kan bevorderen
      • De lat (het verwachtingsniveau) zo hoog mogelijk leggen 
    • Zorg voor succeservaringen. Vertrek van de ‘positieve krachten’, nl. van waar de (kansarme) leerling goed in is
    • Blijf geloven in de mogelijkheden van elk kind. Vooral kansarme en/of allochtone kinderen/jongeren hebben vaak meer mogelijkheden dan men misschien denkt!
    • Werk aan het zelfbeeld en het geloof in zichzelf bij de leerling.
    • Ga zeer omzichtig te werk bij een advies over een overstap naar het buitengewoon onderwijs bij kansarmen en allochtonen. Hou rekening met een mogelijke inhaalbeweging. Laat de beslissing bij de ouders.

    ONDERZOEKSMIDDELEN

    • Mogelijkheden om een brede dekking van de structuur van de intelligentie te bekomen vind je op het CHC-platform in de tekst 'Intelligentie in nieuwe banen: De integratie van het CHC-model in de psychodiagnostische praktijk' Daarbij worden de Wechsler-schalen gebruikt als basistest. 
    • Enkele subtests uit de Wechsler-schalen moeten met extra voorzichtigheid worden geïnterpreteerd
      • De subtests ‘Begrijpen’ is omwille van de sociale component niet cultuurvrij en is dus een maat voor de cognitieve ontwikkeling in onze cultuur. Houd bij de interpretatie dus rekening met de geaccultureerdheid.
      • Bij afname van de Wechler-test in zijn geheel: de subtests ‘Informatie’ en ‘Woordkennis’ refereren meer naar wat een kind opsteekt (leert) in een schoolse situatie. Interpretatie van het resultaat op deze subtests relateren aan de geaccultureerdheid en de taalvaardigheid.
    • Andere nuttige instrumenten die weinig cultuurgeladen zijn (dus weinig storende factoren genereren):
      • Menstekening
      • Complexe figuur
    • Inschatten van storende factoren/taalvaardigheid:
      • KOBI-TV, TALK, TAL, SALTO, TAS, TIST
      • zie www.cteno.be
    • Inschatten van storende factoren/cultuurvertrouwdheid:
      • Acculturatievragenlijst (UGent, Psychologie)

    MEER INFORMATIE

    Zie ‘Toetsstenen Faire Diagnostiek’ p 35, 40, 43 en 44 e.v.