Laatste update: 14/03/2012
'meer' en 'minder' of 'groter' en 'kleiner'??? (21/08/01)
In de LVS-toetsen komen opgaven voor zoals: "zoek een getal dat kleiner is dan 51 en groter dan 48" en "rangschik van groot naar klein: 33, 41, 28 en 29". Is dat wel de juiste terminologie voor dergelijke vragen waar het hoeveelheidsaspect van getallen wordt vergeleken? Moet men dit soort opdrachten niet als volgt verwoorden: "zoek een getal dat minder is dan 51 en meer dan 48" en "rangschik van meer naar minder: 33, 41, 28 en 29"?
Wanneer men uitsluitend gebruik maakt van de termen 'meer' en 'minder' om getallen onderling te vergelijken of om ze te ordenen, dan komt men vlug in situaties waar deze termen taalkundig niet hanteerbaar zijn. Of wat doet men met volgende opgaven: "Zoek het grootste getal van de reeks" en "Maak het kleinste even getal van drie verschillende cijfers" ?
Ook in de officiële leerplannen worden de termen 'groot', 'groter', 'klein', 'kleiner' gebruikt. We geven een voorbeeld uit het leerplan OVSG (Steden en Gemeenten). Op bladzijde 87 lezen we: "De leerlingen kunnen natuurlijke getallen groter dan een miljard lezen en noteren. Ze kunnen een bepaald aantal grote getallen hanteren zoals biljoen, triljoen …"
Het volstaat om de nieuwe wiskundehandboeken te doorbladeren om voortdurend geconfronteerd te worden met oefeningen getallenkennis die gebruik maken van de termen 'groot', 'groter', 'klein', 'kleiner'.
Misschien zijn de termen 'meer' en 'minder' wiskundig correcter, maar ze zijn slechts beperkt bruikbaar. Opgaven zoals: "Zoek een getal dat meer is dan 50" of "Rangschik de getallen van meer naar minder" klinken goed. Anderzijds is het moeilijk om oefeningen zoals: "Maak zelf een groot getal met de cijfers 0 2 0 4 0 9" of "Welk is het grootste even getal van drie verschillende cijfers" te verwoorden in de 'meer-minder' terminologie.
Samengevat kan men stellen dat de termen 'groot, groter, grootst' en 'klein, kleiner, kleinst' courant worden gebruikt bij vergelijking en ordening van getallen. Net zoals de leerplannen en de wiskundemethodes maken ook wij in onze LVS-toetsen gebruik van deze termen.
(Paul Dudal)
Wanneer men uitsluitend gebruik maakt van de termen 'meer' en 'minder' om getallen onderling te vergelijken of om ze te ordenen, dan komt men vlug in situaties waar deze termen taalkundig niet hanteerbaar zijn. Of wat doet men met volgende opgaven: "Zoek het grootste getal van de reeks" en "Maak het kleinste even getal van drie verschillende cijfers" ?
Ook in de officiële leerplannen worden de termen 'groot', 'groter', 'klein', 'kleiner' gebruikt. We geven een voorbeeld uit het leerplan OVSG (Steden en Gemeenten). Op bladzijde 87 lezen we: "De leerlingen kunnen natuurlijke getallen groter dan een miljard lezen en noteren. Ze kunnen een bepaald aantal grote getallen hanteren zoals biljoen, triljoen …"
Het volstaat om de nieuwe wiskundehandboeken te doorbladeren om voortdurend geconfronteerd te worden met oefeningen getallenkennis die gebruik maken van de termen 'groot', 'groter', 'klein', 'kleiner'.
Misschien zijn de termen 'meer' en 'minder' wiskundig correcter, maar ze zijn slechts beperkt bruikbaar. Opgaven zoals: "Zoek een getal dat meer is dan 50" of "Rangschik de getallen van meer naar minder" klinken goed. Anderzijds is het moeilijk om oefeningen zoals: "Maak zelf een groot getal met de cijfers 0 2 0 4 0 9" of "Welk is het grootste even getal van drie verschillende cijfers" te verwoorden in de 'meer-minder' terminologie.
Samengevat kan men stellen dat de termen 'groot, groter, grootst' en 'klein, kleiner, kleinst' courant worden gebruikt bij vergelijking en ordening van getallen. Net zoals de leerplannen en de wiskundemethodes maken ook wij in onze LVS-toetsen gebruik van deze termen.
(Paul Dudal)