Laatste update: 02/02/2016
Is dat niet allemaal véél bijkomend werk, het afnemen van die toetsen?!?
Van leerkrachten wordt steeds meer en beter verwacht. Zo lijkt het bijna vanzelfsprekend dat zij nu ook regelmatig LVS-toetsen afnemen van alle leerlingen van hun klas en instaan voor de administratie die dit meebrengt. Nog maar eens een pak werk erbovenop? Het is niet ongewoon dat leerkrachten zich vragen stellen over dit bijkomend LVS-werk. Om deze veelgehoorde opmerking te relativeren, geven we de volgende antwoorden als een vorm van tegenargument.
- In het LVS-VCLB is het de bedoeling dat er tweemaal per schooljaar (bijv. in het midden en op het einde) drie toetsen worden afgenomen: een dictee, een wiskundetoets en een individuele leestoets met een tijdsduur van 1 minuut 30 seconden per leerling. Het dictee en de wiskundetoets kunnen door de klastitularis worden afgenomen. Voor de individuele leestoets is er bijkomende hulp nodig voor één lesuur. Er zijn nog te veel scholen die denken dat zij drie toetsmomenten moeten voorzien. Zeker wanneer men de toetsen afneemt op het einde van het schooljaar (bv. einde 2e), dan kan men alle gegevens van einde 2 ook gebruiken bij een bespreking in begin 3.
- Schoolteams die hun eigen LVS-weg nog niet gevonden hebben, klagen over een teveel aan administratieve verwerking: er zijn allerlei soorten van klaslijsten, er is een volgrooster en ook de volgmap moet steeds worden bijgehouden. De essentie van het LVS dreigt te verdwijnen in de administratieve bezigheden errond.
- Het aangeboden LVS-pakket biedt inderdaad vele mogelijkheden van verwerking. Een goed voorbeeld hiervan zijn de diverse soorten van klaslijsten. We raden scholen dan ook aan om alleen deze formulieren te gebruiken die zij zelf als nuttig beoordelen. Zo kennen we scholen die hun oorspronkelijke notitie- en registratie-ijver hebben afgezwakt en zich beperken tot:
- de algemene momentlijst, waarop de resultaten van lezen, spelling en wiskunde van alle leerlingen van de klas genoteerd zijn;
- het individuele volgrooster, waarop per toetsmoment drie kruisjes worden aangebracht bij de juiste percentielen; dit volgrooster blijft hetzelfde van het 1e tot en met het 6e leerjaar en moet slechts éénmaal (in het 1e leerjaar) worden opgemaakt als nieuw formulier;
- de individuele volgmap, waarin enkel voor de probleemleerlingen de gemaakte afspraken worden genoteerd en bewaard. - De automatische gegevensverwerking of de bijgeleverde LVS-software vergemakkelijkt en versnelt uiteraard het administratieve werk. Dat is ongetwijfeld een groot voordeel.
Dit mag niet betekenen dat men daarom alle registratieformulieren gaat uitprinten. Ook hier moet men een verstandige keuze maken. Wij raden de scholen dan ook aan om enkel deze gegevens uit te printen die men als schoolteam op het MDO echt zal gebruiken. Zoals in punt 3 reeds vermeld, kennen we scholen die na een LVS-inlooptijd enkel de algemene momentlijst uitprinten. Wanneer ze op het MDO de leerlingen met problemen bespreken, dan bekijken en analyseren ze rechtstreeks de toetsen van deze risicokinderen. Het is een voorbeeld waarmee we aantonen dat er ook sober en selectief gewerkt kan worden met de LVS-toetsen. - Kortom:
We geven toe dat de LVS-toetsen en hun verwerking kunnen overkomen als een geheel waar veel administratief papierwerk mee gemoeid is. We raden schoolteams aan om na een korte verkenningsperiode enkel die formulieren in te vullen of uit te printen die zij daadwerkelijk gebruiken op het MDO. In de praktijk merken we dat scholen met LVS-ervaring inderdaad overgaan tot een dergelijke vorm van selectieve verwerking. In deze scholen zien we dan ook de klacht over het bijkomende werk gemakkelijk verdwijnen.
Je mag ook niet uit het oog verliezen dat een goede signalering nodig is om, via verdere analyse, tot gerichte hulp te komen. Een planmatig omgaan met leermoeilijkheden kan wellicht evenzeer een tijdsbesparing betekenen omdat er minder 'in het wilde weg' wordt gewerkt en meer 'doelgericht' of 'trefzeker' !...
En nog een laatste punt: bij de invoering van een LVS mag er niet alleen maar van alles bijkomen; er moet ook eens gekeken worden of andere (oudere) werkwijzen wellicht kunnen wegvallen. Met andere woorden: er moet een integratie tot stand komen van het 'oude' en het 'nieuwe'.